Sinds enige tijd staat er om de kerktoren van Thorn een houten schutting, terwijl het eeuwenoude muurwerk daarboven alarmerend veel gaten vertoont. Op een flink aantal plaatsen zijn complete stukken van de kolenzandstenen bekleding van de voormalige abdijtoren verdwenen.
Wat is er aan de hand? Staat de eeuwenoude toren op instorten? Op een bijeenkomst van het Bouwhistorisch Platform van 22 februari 2017 in Amersfoort werd daar nadrukkelijk voor gewaarschuwd. De verhoging van de toren door de Roermondse architect Pierre Cuypers (in 1874) en de daardoor toegenomen druk op de onderste delen van de constructie zou tot gevolg hebben dat onderdelen van het muurwerk hebben losgelaten.
Volgens diverse deskundigen is er echter geen reden voor paniek. Tijdens het regelmatig terugkerende herstel- en inspectiewerk bleek dat diverse stenen zo poreus zijn geworden, dat ze moesten worden verwijderd. Ze zijn dus niet uit de toren gevallen, maar zijn eruit gekapt. De poreusheid zou niet het gevolg zijn van de druk van de hogere toren, maar van natuurlijke invloeden: het weer.
Bouwgeschiedenis
Toch vormen de gaten een aardige aanleiding om eens naar de bouwgeschiedenis van de toren te kijken.
De huidige Michaëlskerk werd niet gebouwd als parochiekerk maar als abdijkerk. Zij maakte deel uit van het in 965 door Ansfried gestichte klooster, dat waarschijnlijk in 995 aan het bisdom Luik werd geschonken. Al snel daarna werd begonnen met de bouw van het westwerk waarbij de bouwheer, de Luikse bisschop Notger, zich waarschijnlijk liet inspireren door de Paltskapel in Aken: de kerk van Karel de Grote.
Niet de hele toren dateert al uit deze tijd. Er wordt verondersteld dat de bouw van het westwerk kort na de dood van Notger (1008) werd stilgelegd en pas na meer dan een eeuw weer werd hervat. Hoe ver de toren in deze eerste fase werd opgetrokken, zou nu nog zichtbaar zijn omdat aanvankelijk met een kleinere steen werd gewerkt dan later. Deze overgang vormt een soort naad die iets onder het grote centrale raam nog goed zichtbaar is.
In een tweede bouwfase werden de trappentorens aan weerszijden van de toren waarschijnlijk opgetrokken tot de waterlijst boven het raam en de centrale toren tot nog iets daarboven. Tot dat punt is gebouwd met kolenzandsteen, daarboven met mergel en baksteen.
Hoe de toren in de middeleeuwen werd beëindigd is niet precies duidelijk, maar over het algemeen waren kloostertorens niet hoog. Tekeningen uit de 18de eeuw (van Jan de Beijer) en de 19de eeuw (van Cuypers en zijn leerling Jos Tonnaer) tonen een toren die niet hoger reikte dan de nok van het schip, en waar alleen de spits bovenuitstak. Waarschijnlijk week die situatie niet sterk af van de middeleeuwse.
Franse tijd
In 1794 werd Thorn door de Fransen bezet. De abdij, die aanvankelijk de Benedictijnse regel volgde, was al in de dertiende eeuw veranderd in een wereldlijk stift voor adellijke juffers, die geen kloostergeloftes hoefden af te leggen. De stiftsdames hadden de komst van de Fransen wijselijk niet afgewacht, en waren al daarvóór gevlucht naar Essen.
De Franse bezetting en de vlucht van de stiftsdames betekende de opheffing van het stift. De gebouwen die na 1794 niet door de Fransen werden geplunderd, werden verkocht of afgebroken, maar de abdijkerk bleef behouden.
Pal naast de abdijkerk stond de voormalige parochiekerk. Dat kerkje dateerde uit de dertiende eeuw, werd te klein bevonden en was bovendien bouwvallig. Na het vertrek van de Fransen werd daarom besloten om de oude parochiekerk te slopen, en de voormalige stiftskerk om te vormen tot nieuwe parochiekerk.
Drie generaties Cuypers
In 1874 verbouwde Cuypers de kerk en verhoogde daarbij de toren: Van parochiekerken werd verwacht dat ze (in tegenstelling tot kloosterkerken) hoge klokkentorens hebben. In Roermond deed Cuypers bij de Munsterkerk iets vergelijkbaars: ook dat was een voormalige kloosterkerk die na de sluiting van het klooster werd omgevormd tot parochiekerk en ook daar veranderde Cuypers het silhouet van de kerk. In Roermond deed hij dat door de bestaande torens aan de oostkant hoger op te trekken en er de westbouw twee torens te bouwen die er nooit hadden gestaan.
De nieuwe vorm van de kerktoren in Thorn werd niet door iedereen gewaardeerd. Kunsthistoricus Timmers vond het “een massale neo-gotische toren (…) die door zijn opdringerigheid de werking ten zeerste schaadt.”
Timmers was niet de enige die niet gecharmeerd was van de hoge toren en toen de kerk in 1944 werd verwoest, was het daarom nog niet zo vanzelfsprekend dat hij in zijn oude vorm werd hersteld.
Binnen de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg schijnt er in 1952 fel over te zijn gediscussieerd tussen voor- en tegenstanders van een moderne nieuwbouw maar uiteindelijk werd dus besloten voor herbouw in de ‘oude’, neogotische vorm. De opdracht werd in 1956-1957 uitgevoerd Cuypers kleinzoon Pierre jr., de oudste zoon van Jos Cuypers. Dat betekent dat de westbouw van de Thornse Michaelskerk in de moderne tijd is vormgegeven door drie generaties architecten uit de familie Cuypers. In 1914 was herbouw van de al sinds eeuwen verdwenen zuidelijke trappentoren aan het westwerk immers al uitgevoerd door Jos Cuypers.
Verder lezen:
- Cauteren, J. van, De abdijkerk te Thorn, Utrecht/Zutphen 1987.
- Leeuwen, A.J.C.. van, De maakbaarheid van het verleden. P.J.H. Cuypers als restauratie-architect, Zwolle/Zeist 1995.
- Timmers, J.J.M., De kunst van het Maasland I, Assen z.j., 135 e.v.
- Timmers, J.J.M., De voormalige abdijkerken van Susteren en Thorn, in: KNOB Bulletin 53 (1954) 47-56.