27-08-2017
Vondsten Dubois na honderd jaar nog steeds belangrijk
De menselijke fossielen die de Limburgse antropoloog prof. dr. Eugène Dubois aan het eind van de negentiende eeuw vond in de Lida Ajer-grot op Sumatra, zijn veel ouder dan tot nu toe werd aangenomen. Uit nieuw onderzoek blijkt dat enkele fossiele tanden die behoren tot de Dubois-collectie van museum Naturalis in Leiden geen 50 maar 73 duizend jaar oud zijn.
Het onderzoek werd uitgevoerd door een internationale groep wetenschappers, waaronder de Leidse paleontoloog John de Vos. Zij publiceerden hun conclusies eerder deze maand in het gezaghebbende blad ‘Nature’ (17 aug. 2017).
De door Dubois gevonden fossielen, die nu dus voor het eerst correct zijn gedateerd, zetten de heersende theorieën over de wijze waarop de mens zich vanuit Afrika heeft verspreid op hun kop. Tot nu werd aangenomen dat de moderne mens (Homo sapiens) 50 tot 60 duizend jaar geleden vanuit Afrika naar Azië trok. Het nieuwe onderzoek maakt echter duidelijk dat de mens in die tijd al op Sumatra voorkwam, veel eerder dan tot nu toe werd gedacht.
De in Eijsden geboren Dubois werd beroemd door de botten en schedelfragmenten die hij tussen 1889-1894 vond in Indonesië, en waarvan hij dacht dat de ze ‘missing link’ vormden tussen aap- en mensachtigen. Tussen 1902 tot zijn dood in 1940 woonde hij op het landgoed De Bedelaar tussen Haelen en Baexem en verrichtte hij veel opgravingen in de kleigroeven van de dakpannenfabrieken in Tegelen.
Juni: Dubois-maand
In het Leudal – tussen Horn, Haelen, Baexem en Heythuysen – ligt het landgoed De Bedelaar. Van 1902 tot zijn dood in 1940 woonde hier de wereldberoemde antropoloog en paleontoloog Prof. Dr. Eugène Dubois.
Dubois werd beroemd toen hij tussen 1889-1894 op Java botten en schedelfragmenten vond waarvan hij dacht dat ze de ‘missing link’ vormden tussen aap- en mensachtigen. Tegenwoordig worden zijn vondsten gerekend tot de mensachtigen, maar het belang ervan is nog steeds bijzonder groot en Dubois wordt gezien als een van de groten van zijn vakgebied.
Wereldberoemd, en toch niet heel bekend. Daarom wordt geprobeerd om Dubois en zijn werk in de maand juni op verschillende plaatsen onder de aandacht te brengen. Dat gebeurt door wandelingen, lezingen en exposities in Eijsden (zijn geboorteplaats), Haelen (waar hij woonde en experimenten uitvoerde) en in Tegelen (waar hij opgravingen verrichtte in de kleigroeven van de dakpannenfabrieken).
In Haelen ligt de organisatie bij de Studiegroep Leudal. Het hele programma vind je HIER>>
Archeoloog opgetogen over vondsten
Op de bijeenkomst van het historisch platform Roermond presenteerde archeoloog Nico van der Feest op 24 mei een overzicht van de vondsten op het terrein achter het ‘Commandantshuis’. De bouwsporen op deze plaats gaan terug tot de 12de en mogelijk zelfs de 11de eeuw. Deze vroegste sporen vertalen zich alleen in verkleuring van de aarde. Heel bijzonder, want van deze periode uit de Roermondse geschiedenis is nagenoeg niets bekend.
Opmerkelijk was ook dat in een van de kelders vloerelementen zijn aangetroffen die Romeins lijken, waaruit overigens nog niet kan worden geconcludeerd dat op deze plaats ‘dus’ al in de Romeinse tijd bewoning was. Heel mooi en bijzonder zijn ook de gevonden glasfragmenten. “Geen vensterglas maar gebruiksglas” benadrukte Van der Feest. Met andere woorden: flesjes, drinkglazen en dergelijke. Soms bijzonder fraai uitgevoerd, zoals een met zeepaardjes versierd exemplaar.
Derde architectuurcahier van Willem Cartigny
Van oud bestuurslid Willem Cartigny van Stichting Ruimte verscheen onlangs het cahier Stadsvorming en -vormgeving. Het boekje is het derde in een reeks over Roermondse architectuur en architecten.
In het cahier zoekt Cartigny naar de wezenskenmerken van de stad Roermond. Wat is typisch, en wat maakt Roermond tot de stad die zij is? Onderscheidend zijn volgens hem het grote aantal kloosters en kerken, de stadspaleizen en overheidsgebouwen, de ateliers en kunstinstellingen, de industriële bebouwing en de singelbebouwing. Allemaal zaken die je ook in andere steden tegenkomt, maar die in Roermond het stadsbeeld bepaalden. Putbeelden, gatsen, pompen zijn eveneens typisch voor de stad, maar beschouwt hij als ‘detailleringen’.
Cartigny probeert niet om al die onderscheidende architectuurvormen diepgaand te beschrijven in de 36 bladzijden van dit cahier. Hij voert de lezer in sneltreinvaart mee door 800 jaar stadsgeschiedenis en strooit met voorbeelden. Wat voortdurend doorklinkt is de waarschuwing: ben zuinig op deze gebouwen en bescherm ze, want samen maken ze de stad tot wat die is. Roermond is bijzonder, en in een aantal opzichten zelfs uniek. Juist in deze periode waarin steden (en dorpen) een steeds uniformer uiterlijk krijgen, en waarin tegelijkertijd duidelijk wordt dat het monumentale in een stad een belangrijke economische factor is, moet volgens Cartigny vol op de bescherming worden ingezet.
Ondanks alle goede intenties, wil het daarmee in Roermond helaas niet zo vlotten. Cartigny wijst op ‘sloopgolven’, op de massale vernieling van middeleeuwse kelders, op nota’s vol goede bedoelingen waar niets van terechtkomt en voorgenomen projecten die niet van de grond komen. Maar ook op verdwenen ‘details’ als de weegbrug in de Veeladingstraat (om één parkeerplaats te creëren), en de middeleeuwse bestrating in de Gats aan de Roerkade. “Er is te veel discrepantie tussen formeel beleid en praktische uitvoering. Als de stad zijn positie tussen de meest monumentale steden van het land wil behouden zal daar op ingespeeld moeten worden.” Pas als dat lukt kan Roermond zich blijvend onderscheiden van andere historische steden en recht doen aan zijn bijzondere verleden.
Willem A.J. Cartigny, Stadsvorming en -vormgeving. De ontwikkeling van de oude stad Roermond vanaf haar ontstaan tot nu toe, Roermond 2017. Prijs: 17,50 euro. De drie cahiers zijn voor 35 euro (exclusief 3,90 euro portokosten) rechtstreeks te bestellen bij Willem Cartigny: mardecar@xs4all.nl