In 1967 onthulde ir. Harry Dénis, voormalig aanvoerder van het Nederlands elftal, in Roermond een beeldje van Pierre Massy (1900-1958). In de jaren twintig speelde Massy twaalf keer voor het Nederlands elftal. De Roermondse spil was befaamd om zijn enorme sprongkracht, en zou in zijn geboortestad als een held zijn vereerd. Het beeldje dat door Dénis werd onthuld, was lange tijd het enige dat ooit ter ere van een Nederlandse voetballer werd vervaardigd. Het verhaal van een vergeten Limburgse mythe.
Het bronzen monument, dat door kunstenaar Dolf Wong werd gemaakt in opdracht van het “Comité Vrienden van Pierre Massy”, staat tegenwoordig na wat omzwervingen in de Neerstraat. In 1967 stond het nog pal voor het clubhuis van RFC, de Roermondse Football Club die toen nog was gehuisvest op het sportpark in de de stadswei, waar nu het Design Outlet Centre ligt. Vanaf zijn sokkel keek Massy onverstoorbaar vooruit, in de richting van de voetbalvelden. De mouwen opgestroopt, de benen gespreid en aan zijn voeten een paar zware kistjes.
Vóór de Tweede Wereldoorlog leverde Limburg vijf voetballers aan het Nederlands elftal. H. Felix en J. Soons van MVV speelden één interland, evenals Hub Vroomen van Juliana uit Bleyerheide. Harrie Schreurs van RFC speelde er twee, maar Pierre Massy kwam tot het recordaantal van twaalf. In de sokkel van Dolf Wong’s beeld is een koperen plaat gemetseld. ‘Pierre Massy, Limburgs grootste voetballer’ staat erin gegraveerd.
Volksheld
Uitgerekend op de Dag van de Arbeid werd de mijnwerker een volksheld. Op 1 mei 1927 speelde Pierre (Jèrke) Massy, werknemer van de staatsmijn Emma in Hoensbroek, zijn vierde interland. Die middag speelde Oranje tegen België. Het was een beladen duel en meer dan 30.000 bezoekers vulden het Amsterdamse stadion. Tijdens de wedstrijd liepen de gemoederen onder de supporters zo hoog op, dat agenten te paard moesten ingrijpen om de orde te herstellen. Het scoreverloop droeg aanzienlijk bij tot de spanning. Oranje kwam in de eerste helft aan de leiding door twee doelpunten van W.Tap (ADO), maar kort na de rust streken de Rode Duivels de stand recht (2-2). België stelde zich tevreden met de remise, posteerde zich massaal voor het doel van keeper Caudron en liet Nederland vergeefs tegen de rode muur beuken.
Tót Massy zeven minuten voor het laatste fluitsignaal de verlossing bracht. Jaap Weber (Sparta) zette de bal uit een hoekschop voor in het Belgische strafschopgebied. De bal leek te hoog, en onbereikbaar. Maar, als we de sportverslagen mogen geloven, kwam daar plots Massy aanvliegen… uit het niets. De kleine spil sprong boven alles uit, zette zijn hoofd tegen de bal en scoorde de winnende treffer: 3-2. Het stadion explodeerde, trilde op zijn grondvesten. Supporters huilden van vreugde, en Massy werd met aanvoerder Harry Dénis op de schouders van zijn ploeggenoten langs de tribunes gezeuld.
Het doelpunt van de Roermondenaar moet van een uitzonderlijke schoonheid zijn geweest. In de wedstrijdverslagen wordt hij bejubeld, en in de Sportkroniek verschijnt zelfs een gedicht over Massy. Pierre zou “een acrobatischen hoogtesprong” hebben gemaakt, de goal werd omschreven als een “unicum in het voetbal.” Eén verslaggever wijdde een paragraaf aan zijn koptechniek, die blijkbaar tamelijk onorthodox was. “Terwijl de meeste spelers den bal met het hoofd omhoog werken, kopt hij juist omlaag, waardoor op de meest onverwachte momenten de gevaarlijkste situaties worden geboren. Het hoofd van Massy kan in de internationale wedstrijden gerust als zesde voorhoede-speler doorgaan.” Zesde voorhoedespeler? Ja, het was in de tijd dat een aanvalslinie met vijf spitsen (linksbuiten, linksbinnen, midvoor, rechtsbinnen, rechtsbuiten) nog normaal was. Massy’s faam als kop- en sprongspecialist was definitief gevestigd.
Afkomst
De twintigste eeuw was nog geen vijf weken oud, toen Petrus Hubertus Massy, op 3 februari 1900 werd geboren in Roermond. Vader Johannes was een eenvoudige arbeider, en rijk waren de Massy’s, een goed katholiek gezin met veertien kinderen, dus niet. Katholiek en een bescheiden sociale status. Voor een voetballer waren dat in die tijd twee aanzienlijke hindernissen.
Voetbal was toen nog niet de volkssport van latere jaren, maar een spel voor avontuurlijk ingestelde jongens van gegoede afkomst. Ook de eerste Roermondse voetbalclub RVV, was een elitevereniging: ze werd in 1900 opgericht door studenten aan de Rijks HBS. De namen van een aantal van deze voetballers zijn veelzeggend: jonkheer J. van de Does de Bije, W. van Schoonhoven van Beurden en Baron J. van Lawick.
Bovendien bestonden in de bisschopsstad aanzienlijke vooroordelen tegenover de sport. Tot ver in de jaren twintig orakelden katholieke puriteinen vanaf het altaar of in allerlei geschriftjes, dat van het voetballen alleen maar verderfelijke invloeden uitgingen. Voetballen gebeurde immers in competitie, en dat druiste lijnrecht in tegen de “offerliefde voor hooge Roomsche idealen.”
Van de andere kant waren er ook “voetbalkapelaans” die de sport juist propageerden. Zij stonden aan de basis van verschillende Roomse clubs die na 1910 in Roermond werden opgericht. Bij één daarvan, Roermondia, begon Jèrke Massy zijn voetbalcarrière. In 1920 fuseerde Roermondia met het elitaire RVV tot RFC. De nieuwe club meldde zich niet aan bij een van de katholieke sportbonden maar bij de “neutrale”, niet-godsdienstige Nederlandse Voetbal Bond (NVB). Dat besluit bleek later enorm belangrijk voor Massy. In zijn Roermondia-tijd was hij niet verder gekomen dan het Limburgs elftal. Nu kon hij zich nadrukkelijker in de kijker van de selectiecommissie spelen, vooral nadat RFC in 1925 promoveerde naar de hoogste afdeling van de NVB, de eerste klasse.
Vedette
Bij RFC groeide Pierre Massy uit tot de onbetwiste vedette. Massy’s sterstatus blijkt uit zijn invloed. De Roermondse club werd in de jaren 20 en 30 geleid door twee Engelse trainers, de gebroeders Harry en Bill Julian. Maar Massy bemoeide zich nadrukkelijk met voetbaltechnische zaken. Met de opstelling, de trainingsstof, en zelfs met de betaling van de voetballers. Massy was ook de enige speler die sigaretten (merk: Chief Whip) mocht roken in de kleedkamer. Pierre, een zware roker die trouwens ook niet vies was van een glas bier, maakte er gretig gebruik van.
Massy was een opvallende voetballer, fanatiek en constant in beweging. In de wedstrijdverslagen wordt telkens zijn enorme loopvermogen en “onbluschbare enthousiasme” geprezen, maar hij viel nog in meer dingen op. Tot op zekere hoogte was hij een nieuw type voetballer. Hij had een groot atletisch vermogen, was lenig en beweeglijk, en maakte veelvuldig gebruik van zijn enorme sprongkracht.
Dat leverde hem ook zijn naamsbekendheid op. Pierre Massy heette een “acrobatische spil” te zijn.
Uit oude kranten en sportbladen blijkt echter dat lang niet iedereen zo gecharmeerd was van die eigenschappen van zijn spel. Vanaf het moment dat Massy debuteerde in het Nederlands elftal, op 21 oktober 1926 tegen Duitsland, was hij een omstreden keus.
Met name het elitaire blad De Corinthian vond zijn manier van spelen maar niks. De voetbaltoppers van nu zijn vooral lichtvoetige, technisch begaafde balkunstenaars, maar daar had de pers in die tijd weinig mee op. De ballen waren een stuk zwaarder dan nu, en een goede voetballer was vooral een zwoeger die een bal fatsoenlijk kon plaatsen. Pierre kon blijkbaar meer, zoals ook bleek uit zijn onorthodoxe koptechniek. Maar dat dartele spel, werd niet door iedereen gewaardeerd.
De Corinthian vond hem “een athletiekclown die hoog opspringt en duikelingen maakt.” Met stelligheid verkondigde het blad dat Massy in Carré geen slecht figuur zou slaan in een “akrobatische voorstelling.”
Ook De Telegraaf en Het Volk konden het voetbal van de Roermondse buitelaar niet waarderen, terwijl de Revue der Sporten hem “wat te veel acrobaat en te weinig voetballer” vond. “Zijn aangeven van den bal is geheel onvoldoende.”
Het Limburgse voetbalpubliek vond de capriolen van de kleine Jèrke echter geweldig. In het zuiden werd Pierre een idool, vooral nadat hij de winnende treffer tegen België had gescoord. Waar Massy voetbalde, kwamen liefhebbers uit de verre omtrek kijken, en onder zijn naam zouden allerlei artikelen op de markt zijn gebracht.
Belangstelling
Ook internationaal bestond belangstelling voor het Roermondse fenomeen. Gebruik makend van de contacten van zijn Engelse trainer Bill Julian, maakte RFC rond Kerstmis van 1930 een kleine toernee in Engeland. Door dat tijdstip werd het een omstreden reis. Op de eerste kerstdag woonde de selectie de mis bij in de Westminster-kathedraal in Londen, maar nog diezelfde middag werd een wedstrijd gespeeld. Heel katholiek Roermond sprak er schande van dat RFC het waagde om “op een onzer hoogsten feestdagen” te spelen. Ook al was RFC een neutrale club, voetballen op kerstdag was uit den boze. Uit protest weigerde het in Roermond uitgegeven dagblad De Nieuwe Koerier om wedstrijdverslagen te plaatsen, en volstond met de vermelding van de uitslagen. Die zeiden trouwens genoeg. RFC speelde drie wedstrijden, en verloor ze allemaal met minstens vier doelpunten verschil.
Maar de uitblinkende Massy vestigde de aandacht van Newcastle United op zich. Pogingen van de Britse club om “small Massy” in te lijven, liepen echter op niets uit. “Go home” zou Pierre hebben gezegd. Ook vanuit Italië bestond belangstelling voor de dartele spil. AC Milan behoorde tot de gegadigden en bood hem zelfs een restaurant aan. Maar Massy wimpelde alle buitenlandse aanbiedingen af. Waarom? “Ik ga geen geld verdienen over de ruggen van anderen,” zei hij.
Aan het eind van de jaren 20 was Pierre een aanbeden, maar sober levende ster. Massy is nooit rijk geworden van zijn sterstatus en zijn toenmalige naamsbekendheid. Hij bleef wonen in een eenvoudige volksbuurt (eerst de Schoolstraat, daarna het Veld en na de oorlog op de Kemp), en de kost verdienen met hard werken. Hij hield er verschillende baantjes op na. Bij de mijnen, in allerlei fabrieken, en bij de spoorwegen; hij was elektricien en hulpmonteur. Later verdiende hij ook wat bij als voetbaltrainer. Twee keer per week fietste hij daarvoor op en neer naar Boxmeer. Ondertussen dreef zijn vrouw een sigarenwinkel die hem via RFC was aangeboden, op de hoek Neerstraat-Molenstraat.
Massy was zelf geen goede middenstander. Veel klanten kwamen enkel naar de winkel om met de beroemde international over voetballen te praten, maar Pierre had daar geen behoefte aan en liet dat merken ook. “Ze moeten zondag maar naar het voetballen komen kijken,” zei hij dan.
Carrière
Massy lijkt een gevierde voetballer, maar toch duurde zijn carrière als international slechts negentien maanden, van 31 oktober 1926 tot 30 mei 1928. Waarom hij niet langer voor Oranje speelde, is nog steeds een klein raadsel. Zijn laatste interland speelde hij tijdens de Olympische Spelen van 1928 in Amsterdam. Nederland speelde de openingswedstrijd tegen Uruguay, de Olympische kampioen van Parijs, vier jaar eerder. Het meespelen van Massy was vooraf onzeker. In een wedstrijd tegen Zwitserland, twee weken eerder, had hij bar slecht gespeeld, en prompt werd hij door bondscoach Bob Glendenning gepasseerd voor een oefenduel tegen Tottenham Hotspur.
Toch speelde Massy op de Olympische Spelen, maar hij liet geen beste indruk achter. Tijdens de wedstrijd tegen Uruguay was de sfeer opvallend grimmig. Sommige spelers van Oranje hadden vier jaar eerder al eens tegen de Zuid-Amerikanen gespeeld, en daar blijkbaar slechte herinneringen aan overgehouden. In ieder geval moedigde aanvoerder Harry Dénis, die er in Parijs ook al bij was, zijn manschappen nu luidkeels aan om de Uruguyanen onderuit te schoffelen.
Ook Pierre Massy was betrokken bij twee incidenten. Eerst weigerde hij, op advies van Dénis, om de toegestoken hand van een Uruguyaanse speler te accepteren nadat die hem ten val had gebracht. Later trok de Limburgse clown een lange neus naar een tegenstander, nadat hij deze had gepasseerd.
Ongetwijfeld vermaakten veel toeschouwers zich kostelijk met de jolige Jèrke, maar met name de deftige Corinthian vond het optreden van Massy maar niks. “Onsportief”, oordeelde het blad, dat verder de hoop uitsprak dat het nu snel afgelopen was met diens “misselijk makende gedrag.”
Het laatste optreden van Massy in het nationale team viel tegen. De meeste bladen waren het erover eens dat hij, evenals trouwens de andere middenvelders, slecht speelde. Oranje verloor de wedstrijd tegen Uruguay met 2-0 en kon zich vervolgens al gaan opmaken voor een “troosttoernooi” tegen België, Chili en Egypte. Het toernooi zou een paar dagen later beginnen, en tot het zover was zou het Nederlands elftal bijeen blijven. Maar op dat moment gooide Massy de kont tegen de krib. “Ich höb d’r genóg van,” zou hij hebben gezegd, “ik heb er genoeg van.” De overige spelers van Oranje bleven in Amsterdam voor het restant van de Olympische Spelen, maar Massy pakte zijn koffertje, reisde terug naar Roermond, en zou nooit meer in Oranje verschijnen.
De redenen van zijn onverwachte vertrek zijn nooit opgehelderd. Waar had Massy precies genoeg van? Misschien waren het wel de lange, vermoeiende reizen vanuit Limburg naar Holland. Jèrke was en bleef immers een gewone arbeider, die de ene dag werd bejubeld door duizenden mensen, en de volgende dag weer gewoon in de fabriek stond. Het is goed mogelijk dat hij zijn zware arbeidersbestaan niet meer kon combineren met de centrale trainingen in Amsterdam of Den Haag.
Het is ook mogelijk dat zijn sociale status een rol speelde bij zijn besluit. Aan het einde van de jaren 20 was voetballen steeds meer een volkssport geworden, maar vooral in Oranje was de invloed van de oude eliteclubs nog duidelijk merkbaar. Voetballers van verenigingen als HFC, HBS en Alemaria Victrix hadden daar nog een dikke vinger in de pap. De meeste Oranje-klanten waren van bovenmodale afkomst, en zouden later een glanzenden maatschappelijke carrière opbouwen. Aanvoerder Harry Dénis was afgestudeerd aan wat nu de Technische Universiteit heet, doelman Géjus van der Meulen was arts.
Daarentegen bleef Massy altijd een gewone jongen, een provinciaal bovendien, en dan ook nog uit het door velen als achterlijk beschouwde Limburg. Daar kwam bij dat standsverschillen in die tijd veel belangrijker waren dan nu, en veel nadrukkelijker de betrekkingen tussen mensen bepaalden.
Problemen
Een aardige anecdote, die eveneens van het olympische toernooi in 1928 dateert, lijkt erop te wijzen dat Massy aanpassingsproblemen had. De voltallige selectie van het Nederlands elftal was uitgenodigd voor een diner in het deftige Hotel Américain. Tal van prominenten schoven aan met de voetballers. De burgemeester van Amsterdam was er, evenals de NVB-bobo’s. Maar Massy, de eenvoudige volksjongen, schitterde door afwezigheid. Met de andere international van RFC, Harrie Schreurs (die bekend stond als “Rie van de boer”) trok hij de stad in en kocht daar een visje. Het was niet de eerste keer dat Pierre zoiets presteerde. Soms nam hij zijn eigen boterhammen mee, die hij dan op een bankje in een of ander park oppeuzelde terwijl zijn ploeggenoten in een hotel zaten te dineren.
Tijdens de Olympische Spelen, speelde Massy zijn laatste interland, maar als het aan hem zelf had gelegen, zou zijn carrière langer hebben geduurd. Ondanks zijn plotse vertrek van de Olympische Spelen was Massy zelf niet van plan om Oranje toen al definitief vaarwel te zeggen.
Dat blijkt, als op 6 oktober 1928 in Rotterdam selectiewedstrijden worden gehouden voor het nationale team. Pierre was opgeroepen, en verschijnt ook. Trainer Bob Glendenning brengt hem onder in de “rode groep”, de eerste keus voor het elftal.
Massy blijkt echter hopeloos uit vorm. “Massy is niet meer zoo goed als hij langen tijd is geweest,” meldt bijvoorbeeld de Revue der Sporten op 8 oktober. Als Oranje op 4 november tegen België speelt (1-1), is Pierre er niet bij. Zijn plaats is ingenomen door Puck van Heel. die is verhuisd van het linker middenveld naar de spilpositie en een van de beteren van het Nederlands elftal was. De conclusie ligt voor de hand. Massy wist zich niet te kwalificeren.
Koppig
Het is best mogelijk dat Pierre, die als koppig te boek stond, verontwaardigd was over het besluit hem te passeren. Mogelijk heeft hij pas daarná te kennen gegeven dat Oranje niet meer op hem hoefde te rekenen. Na oktober 1928 behoort hij plotseling niet meer tot de 44 voetballers die werden opgeroepen voor keurwedstrijden, en dat is opvallend. Dat Pierre na twaalf interlands zelfs niet meer goed genoeg was voor die brede selectie, is onwaarschijnlijk. Blijkbaar hield hij het voor gezien, toen bleek dat hij niet meer tot de vaste keus van Oranje behoorde.
Het staat overigens vast dat de aandacht van de bondstrainer na 1928 nog jarenlang op hem gevestigd bleef. Zeven jaren lang zwijgen de bronnen over de relatie tussen Massy en Oranje, maar vergeten is hij niet. Dat blijkt als Glendenning hem op 18 september 1935, Pierre is inmiddels al 35 jaar, opnieuw uitnodigt voor deelname aan keurwedstrijden. Een week later stuurt Massy het volgende antwoord:
“Ik dank u vriendelijk voor Uw uitnodiging en het in mij gestelde vertrouwen. Zeer gaarne zou ik gevolg geven aan Uw oproep en hem mij daarom in verbinding gesteld met mijn werkgever, den Heer H. Smeets, Directeur der R. Smeets Meelfabrieken N.V. alhier. De Heer Smeets was bereid mij in de gelegenheid te stellen morgenavond in Den Haag aanwezig te zijn, doch had bezwaren tegen een verlof van meerdere dagen, om reden dat het een continue-bedrijf is en derhalve een verlof van meerdere dagen voor uitwedstrijden niet gegeven kon worden. Daar ik derhalve niet aan een geregelde training kan deelnemen en voor de buitenlandsche wedstrijden het nodige verlof mis, heb ik, hoezeer het mij ook spijt, moeten besluiten van deelneming aan de trainingen af te zien.”
Held
Pierre Massy zou na 1928 nooit meer spelen voor Oranje. In zijn eigen provincie bleef hij echter een held. Diverse clubs, ook van buiten Limburg, waren verwikkeld in een hevige concurrentieslag om de voormalige international. Pierre speelde korte tijd voor Heracles in Almelo, stond in de belangstelling van NAC uit Breda, maar gaf in 1933 uiteindelijk de voorkeur aan Olympia’18 uit Boxmeer. In 1935 keert hij terug naar RFC, dat inmiddels is gedegradeerd naar de tweede klasse. Met Massy als aanvoerder wordt de Roermondse club nog datzelfde jaar kampioen, promoveert weer naar de eerste klasse, en wint in 1936 zelfs de NVB-beker. Het is het grootste succes in de historie van RFC.
In januari 1937 keert Massy RFC echter opnieuw de rug toe. De redenen daarvan zijn niet bekend. De kranten maken alleen melding van “onenigheid binnen de club,” maar waar de ruzie precies over ging, is onduidelijk. In elk geval speelt Massy nu weer voor Olympia, tot in 1940 de tweede wereldoorlog uitbreekt.
Op 3 augustus, als Pierre op slechts 58-jarige leeftijd overlijdt, is hij in zijn geboortestad nog niet vergeten. Roermond loopt massaal uit om zijn grootste voetballer te eren. De begrafenisstoet groeit uit tot een indrukwekkende processie, en de gemeenteraad besluit korte tijd later om een straat naar Massy te noemen. Zijn weduwe en zijn jongste zoon hebben lange tijd in die straat gewoond. De Pierre Massy-straat ligt aan de rand van de na-oorlogse volksbuurt, De Kemp. Ook andere RFC-helden uit die tijd, Harry Schreurs en de gebroeders Pijpers zijn daar geëerd met een straatnaam. Een betere plaats had Jèrke, jongen van het volk zich niet kunnen wensen.
Aangepaste versie van een artikel dat op 29 september 1993 verscheen in De Limburger. Met dank aan Jan Vervuurt en Toos Massy uit Roermond.